Poëzie

Voor alle gedichten geldt dat ze op geen enkele manier gepubliceerd mogen worden zonder mijn toestemming.

Mist

Mijn wimpers
zwaar van water
aan elkaar gekleefd

Mijn oogleden
dik en traag
dicht geregend

Zo moe zo langzaam
Mijn voeten steeds zwaarder
lichter mijn knieën

Niet meer vooruit
Stilte benauwende deken
Stik mist

Komt de ochtend ter wereld

21 maart 2000

~

apocalyps

hemel en aarde komen elkaar nader
maar nooit meer zoals het was
nimmermeer zal het zich zo voltrekken
nu zwarte klamme deken
buigt zich verstikkend over reeds
reutelende aarde
scheuren van pijn zich voortslepend
kreupele strompelaars en de ruimte
wordt kleiner maar van het rode
stof der aarde blijft evenveel krioelen
voor mijn ogen met melkachtige waas
verblind vergaat de lust
tot leven een nietszeggende stilte
pijnigt mijn dove oren
het suizen in mijn hoofd
wordt jankend gegil o
god waar is de vader
afgrijselijk ontwaken
uit eeuwige doornroosjesslaap

20 januari 2002

~

zomer

als streling zonder aanraking
voel ik de warme handen van de zon
over mijn hals en armen glijden
subtiel en zo geraffineerd
de wolken zijn gevlucht
de grond werd hen te heet
als ongeschoren schapen in de zomer
vertrekken ze naar engeland

met bolle wangen van het duin
-groene snorharen hier en daar-
blaast een gigant met grote
longinhoud zijn warme adem
in mijn bezweet gezicht
hij hijgt en af en toe houdt
hij even in om op adem te komen
dan heeft zijn zucht mij weer te pakken

ik dans niet sierlijk maar zo
halsreikend en wijdbeens bewegend
als mijn lijf maar kan
ik loop over van leven zand smelt
samen met mijn zweet ik fladder
als een vlier door de lucht
groet in vliegende vaart de hemel en juich
dit gaat nooit meer voorbij

21 januari 2002

~

zo koud
helder blauw koud
en de zon schijnt toch
en het regent niet

regent niet het stormt
zand en flarden
wolk en woord
om mijn oren razen

en mijn hart is
te ruim voor mij
het hapt zich vol lucht
en snakt en zuigt

en vliegt uit
door frisse lucht
jubelt, schaterlacht
slaat de trilvleugels wijd uit

en ik bloeibid

 ~

er zijn mensen
die zijn zo nuchter
zo voor alles verzekerd
ze hebben het helemaal gemaakt

waar zijn de tulpen in een melkpak
waar de spontane omhelzing
waar de suikerspin en een dagje vrij

er zijn ook mensen
die zijn in zachte dauw geland
weinig betekent zoveel
nog niet aan het eind - steeds onderweg

ze nemen geen auto maar slippers
maar het leven zoals het is - verrassend
op de plaats rust en ooit hun laatste

28 december 2004

~

mus

je vloog zomaar naar binnen
wat zocht je hier
wat dacht je hier te vinden
je kwam ik zag je ging weer weg

dit is geen plek voor jou
de zon durft hier niet meer te schijnen
het leven stierf hier langzaam weg
dit is een dal vol duisternis

de lange schaduwen des doods
weken verrast je komst
was onverwachts repte van lente

15 april 2005

~

Dageraad

Je hart, je hoofd is woest en ledig.
Duisternis hangt dreigend boven de afgrond
en een geest van rafelig verdriet
zweeft boven wateren

tot de rand gevuld met jouw brakke tranen.
Bevelend bid ik - er zij licht
maar er is geen licht slechts
tergend dichter duister. Ik

ben God niet. Als ik
hem was, wist ik het wel.
Knip, licht aan, vreugde in de tent.
Maar God is God. Ik snap hem niet.

Dus zal ik blijven zeuren totdat
oké, vanaf nu zij het licht.

2 september 2005

~

Streling

Als een frivole veer
dwarrel je naar binnen.
Buiten is vaal en vreemd
-soms. Maar jij strijkt neer

en door de regen heen
raak je mijn hunkering
en blijft.

11 juli 2007

~

Thuis

De zon schijnt warmer en de krokussen
wachten nu niet langer.
Voller vrouw en tegelijk vertrouwd
als kind in goede handen.
Ik durf te springen ookal
lijkt het ver en diep.
De zekerheid van een aanwezige die vangen zal
laat mij de vrijheid om mezelf te overstijgen.
En telkens weet ik: als ik thuiskom
brandt het licht.

14 februari 2008


~

dag

als madeliefjes niet met gras
tot stoppels afgeschoren

als jij tussen de wortels van
een  onbevreesde esdoorn

als toch het einde turend ver
en het begin opnieuw

als jij mij niet zo teder
en zo verdomde dapper

als ik jou niet zo ademde
en zo je hunkerhanden

als ik één zondagmorgenstreel
over mijn kale lijf

als ik een lichte ogenblik
op ieder blind moment

als je mijn angstdroom wegjagen
appeltaartgeur kon blazen

als deze dag jouw laatste niet
en morgen niet mijn kwaadste

17 oktober 2009