13 mei 2009

Ik stuurde iemand een Plintkaart

Op mijn laatste verjaardag werd ik door Jonathan 's middags meegenomen naar Rotterdam. Hij moest zelf werken, maar ik had de hele middag de tijd om De Slegte te doorkruisen op zoek naar boeken die ik nog niet heb, maar wel wil hebben. Aan het eind van de middag had ik nog wat tijd over en ging ik nog een kijkje nemen in een winkel/werkplaats/atelier iets verderop in de straat, waar kunst en andere resultaten van artistiekheid te koop waren.

Het bijzondere daaraan was, dat alles dat geknutseld, geschapen en te koop was, gemaakt was van bestaande voorwerpen en materialen. Zo waren er snackkommen te koop, gemaakt van oude LP's en lampenkappen, gemaakt van chipszakken. Ik kan iedereen die daar ooit in de buurt komt, aanraden een nieuwsgierig kijkje te nemen. Gewone dingen krijgen plotseling een heel andere, bijzondere betekenis en zorgen ervoor dat je je weer verwondert over alledaagse voorwerpen en materialen.

In deze winkel/werkplaats/atelier waren, voor 1 euro per stuk, zelfgemaakte enveloppen te koop. Die waren gemaakt van reclamefolders en bladzijdes uit catalogi. Ik vond het, hoewel verleidelijk, zonde om die enveloppen te kopen, omdat ik vermoedde dat ik dit briljante idee ook zelf ten uitvoer zou kunnen brengen. Het voornemen om zelf enveloppen te maken heeft daarna enkele maanden de tijd gehad om in mijn hoofd te rijpen, aangezien ik nog voldoende HEMA-enveloppen tot mijn beschikking had.

Een paar weken geleden was het voor het eerst zover. Ik stuurde iemand een Plintkaart. De liefhebber weet, dat van deze kaarten niet alleen de afbeelding en de tekst inspirerend is, maar ook het formaat afwijkend. Daar was dan eindelijk de noodzaak tot het fabrieken van een enveloppe.

Inmiddels heb ik al heel wat kaarten in dergelijke enveloppen gestuurd.


Voorkant van een enveloppe

Achterkant van een enveloppe

Felicitatie voor een bruidspaar
Deze kleine, functionele kunstwerkjes zorgen niet alleen voor substantiële bezuiniging en een simpele mogelijkheid om de economische crisis het hoofd te bieden (alleen merkbaar bij het verzenden van tientallen kaarten per maand), maar ook voor zon, onverwachte associaties en, naar ik stiekum hoop, verbaasde postbodes die een envelop net iets langzamer dan anders in de brievenbus laten glijden.

7 mei 2009

Ik vraag me af, over hoofdpijn.

Als je met hoofdpijn naar bed gaat, ga je dan vreemd?

Almighty prighty

Mijn broertje had wisselende obsessies. Geen obsessies die hem een psychiatrisch etiketje bezorgden, maar wel fascinaties die qua intensiteit, hartstocht en tijdelijke monomanie niet onderdeden voor pathologische obsessies. Voor de duur van zo'n obsessie las hij alles dat los en vast zat over het betreffende onderwerp. Toen hij drie jaar was, benoemde hij, met zijn speen in zijn mond, vanaf de achterbank van onze Citroën iedere passerende auto. Hij maakte daarbij niet één fout en wist, behalve het merk van de auto, ook het type te noemen. Toen de auto's een gepasseerd station waren, volgden dinosaurussen (let wel: de Latijnse namen), honden (de mooiste naam vond ik rhodesian ridgeback) en mythen en sagen.

Op een gegeven ogenblik in de hondenfase deed hij de briljante, taalkundige vondst die in onze familie nog steeds als uit één mond klinkt, zodra we iemand enigszins logisch (want wiskundig kloppend), maar volstrekt oncorrect Engels horen spreken: 'Eagle is arend, dus beagle is Barend.' Hij had zojuist de beagle ontdekt. Deze uitspraak kreeg een vervolg: in huize Weststrate ontstond een nieuwe taal. Deze taal bestond uit bestaande elementen van het Engels, aangevuld, verfraaid en hier en daar verminkt met in onze oren volstrekt verklaarbare neologismen.

Deze taal heeft zo diep wortel geschoten in ons gezin, dat wij tot op de dag van vandaag iets dat erg mooi is almighty prighty noemen. In het Nederlands immers rijmt allemachtig op prachtig en, zo redeneerden wij, dat zou het in het Engels dus ook wel doen. Met dank aan onze christelijke opvoeding kenden wij het woord almachtig in diverse andere Europese talen en zo kwamen we tot de conclusie dat prachtig in het Engels wel prighty zou zijn.

Welnu, er zijn van die mensen die je raken tot in het diepst van je wezen. Toen ik de herhaling zag van Šimek voor de verandering van 5 mei 2009, kwam ik tot de ontdekking dat Aad Peters zo iemand is. Zie de mens. Het is een almighty prighty exemplaar!

23 april 2009

Voorgoed zonder bril door het leven

Je zult je bril maar kwijt zijn! Dat is een van de meest pijnlijke en confronterende omstandigheden in het leven. Helemaal als je maar één bril hebt. Tenslotte heb je hem niet voor niets, maar omdat je niet zonder kunt.

Je merkt pas hoe onmisbaar je bril is, als je hem mist. In een routinematig gebaar schuif je hem wat hoger op je neus, terwijl je hem nog steeds kwijt bent. Je voelt je schuldig omdat je je bril, toen je hem nog had, nooit hebt laten merken hoe nodig hij was.

Gisteren werd de wereld ineens wat waziger, de contouren werden onscherp en wat voorheen vast stond, begon te wankelen.

En de rokjes? Tsja, de rokjes...

22 april 2009

De puber zonder hengel bleek een schildpad in zijn hand te hebben

Gisteren was het weer zo ver. Het was een tijdje geleden, maar nu mocht ik weer oppassen op S. (2 jaar oud) en M. (bijna 9 maanden oud).
Ik werd enthousiast onthaald door S., die steeds groter en wijzer wordt. M. lag nog te slapen en mama ging werken. S. opperde dat we naar de kinderboerderij zouden gaan. Ik beloofde dat we die excursie zouden ondernemen, zodra M. uit bed was en haar fruithapje gegeten had. Tot die tijd had S. de ganse achtertuin met zandbak, fiets, ballen en bellenblaas tot haar beschikking. Met die bellenblaas was ook ik bijzonder in mijn nopjes.
Ik grijp de oppasmiddagen altijd aan om de kranten van de afgelopen week en allerhande nuttige en minder nuttige, maar daardoor wellicht aansprekender tijdschriften te lezen. Die activiteit had ik nu, met dank aan het Opperwezen voor het prachtige weer, verplaatst naar de achtertuin van de familie. Tussen de regels door weerhield ik S. ervan om de ramen te zemen met de bellenblaas, om in de kinderstoel (die open is aan de voorkant) te klimmen en vervolgens een halve meter voorover naar de tafel te buigen en om scheepsladingen zand uit de zandbak in de tuin te gooien. Ik vroeg geregeld of er geplast moest worden, viste tennisballen achter opgestapelde tuinstoelen in de schuur vandaan, legde uit dat een basketbal niet in een klein emmertje past en verleidde S. tot het bakken van zandtaartjes. Ondertussen luisterde ik zo nu en dan ingespannen of ik M. al hoorde.
Ook S. was gespitst op geluiden en vroeg geregeld: "Hoor je M. al?" Na enige tijd vond ze blijkbaar dat het lang genoeg geduurd. Nadat ze nog eens gevraagd had of M. al wakker was en ik wederom verteld had dat zij nog sliep en dat ik daar geen verandering in ging aanbrengen, stelde ze voor: "Zullen we dan alleen naar de kinderboerderij gaan?" Ik genoot van de kinderlijke naïviteit waarmee ze veronderstelde dat we M. gewoon in haar eentje in het huis konden laten slapen en er samen vandoor konden gaan.
Enige tijd later, gezeten achter een beker aanmaaklimonade, vertelde S. dat vriendinnetje X. (ruim 1 jaar oud) bij hun was geweest, zodat haar moeder even weg kon. Op mijn vraag of X. al kan praten, was het intrigerende antwoord: "Ja, een beetje, maar nog niet zo hard..." Ik lachte uitbundig.
M. werd uiteindelijk zodanig laat wakker dat de kinderboerderij, toen we er kwamen, al dicht bleek te zijn. Ik bevestigde S. op pedagogisch verantwoorde wijze in haar gevoel van teleurstelling en wist haar er daarna gelukkig van te overtuigen dat nog-een-rondje-fietsen-en-op-een-bankje-limonade-drinken-en-snoepbeertjes-eten net zo leuk is als een bezoek aan de kinderboerderij. S. trapte dapper door op haar groen-met-veel-andere-kleurtjes-Hippofiets. Ik schets u haar uitdossing: een stoere broek, kleine Teva'tjes, paardestaart, glitterspeldjes en een enigszins te grote, oranje zonnebril die afzakt op een bezweet neusje. Om de tien seconden blies S. met een wat geïrriteerde blik in de ogen een plukje haar uit haar gezicht.
Terwijl we het bankje naderden, kwamen we drie pubers met twee hengels tegen. De puber zonder hengel bleek een schildpad in zijn hand te hebben. De drie bleken zich, in aanwezigheid van S. en M., in een mum van te tijd te kunnen ontwikkelen van slungelige, duwende en mopperende jongens naar open, lieve en zorgzame mannen. Ik vertelde S. dat een schildpad, net als een slak, zijn huisje op zijn rug draagt. "Ja", zei de blonde jongen, "en als ie dan gaat slapen trekt ie zo zijn kopje in en dan gaat helemaal in zijn huisje". Hij maakte er bijpassende bewegingen bij.
Ik had een prachtige dag!

Een gebrek waarover je liever niet spreekt

Mijn opvoeding kende een opvallende lacune. Een gebrek waarover je liever niet spreekt. Als het onverhoopt toch ter sprake komt, put je je uit in verontschuldiging en tracht je te bewijzen dat het verder allemaal redelijk goed is gekomen. Zo'n gebrek.

Vorige week dinsdag is dit hiaat opgevuld. En aangezien ik een gemist onderdeel van mijn kindertijd inhaalde, was ik opdat moment, ondanks mijn 26 wijze jaren, weer helemaal kind.Ik heb manlief vlak voor sluitingstijd nog een keer meegesleept naar de Python. Die is immers veel spannender als je inmiddels ervaren hebt hoe afgrijselijk snel en hoog hij gaat. Ik heb gelachen, gedroomd, me verwonderd, genoten en gekrijst en vele volwassenen de wenkbrauwen doen fronsen.










Ik beschouw mijn opvoeding nu als 'de voltooiing genaderd'. Met dank aan mijn geliefde!

10 april 2009

Hij zei: 'Sprietsj!'

Van mijn geliefde kreeg ik een paar dagen geleden mijn allereerste paashaas ooit. Hij zat in prachtig kreukelig aluminiumpapier en hij was echt hol. Dat hoorde je als je er tegenaan tikte. Bij de grote mama-paashaas hoorden nog wat kleine haasjes en wat eitjes. Ik nam me voor om de grote haas zo lang mogelijk heel te laten, voor ik hem met wreed genoegen zou verorberen.

Ik pakte heel voorzichtig een klein haasje uit en streek in een bui van melancholie voorzichtig het zilverpapier glad met mijn nagel.



Mijn zusje en ik deden dat vroeger ook altijd met het middelste stukje van een Chokotoff-papiertje. Dat kon je, als je handig was, ongescheurd eraf halen en gladstrijken. We gebruikten het vervolgens als boekenlegger.

Ik at het kleine haasje op. Ik voelde me een dierenbeul van het soort waar Marianne Thieme verontwaardigd een kruistocht tegen zou beginnen als ze wist wat ik gedaan had. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat het haasje heerlijk smaakte. Ik genoot echter nog meer van het feit dat ik een heuse, eigen paashaas had gekregen.

Ik zal vroeger ongetwijfeld aan mijn moeder om een paashaas gevraagd hebben als we bij de bakker waren. Mijn zusje was minder afwachtend en veel doortastender. Rond pasen had de plaatselijke banketbakker al zijn creatieve talent in een kippenfamilie van chocolade gestopt. Op de toonbank prijkte een statige haan, een iets kleinere kip en zo'n honderd schattige, gele kuikentjes. Toen de bakkersvrouw zich even omdraaide om een brood van de plank te pakken, deed mijn zusje een greep naar de haan. Ze stak zijn kop in haar mond en beet. De haan bleek niet zomaar een saaie haan te zijn: hij was gevuld. Geschrokken zei mijn lieftallige zusje, met haar mond nog vol haan: "Hij zei: 'Sprietsj!' " Hoe mijn moeder de bakker schadeloos gesteld heeft, vermeldt het verhaal niet.

Ik besloot wat meer clementie met mijn haas te betrachten en hem een paar dagen op een ereplaats ten toon te stellen. De orchidee die normaal gesproken op het kastje staat, verplaatste ik naar de tafel en de haas zette ik gezellig op het kastje, naast twee andere figuren die ons huis bewonen sinds ik met Jonathan getrouwd ben.



Gollum keek eerst nog wat argwanend, maar zag na enige minuten het voordeel in van een kastgenoot: een nieuw doelwit voor zijn manipulaties. De trol (een souvenir van Jonathans fietsvakantie met zijn broer in Zweden) leek het gezelschap van de haas van meet af aan te kunnen waarderen. Tenslotte is zij allang uitgepraat met Gollum en verveelt ze zich regelmatig. Ze heeft nog geen mannetjestrol kunnen vinden die haar ter zijde wil staan.



Een dag heb ik het volgehouden om alleen liefdevol en met verlangen naar mijn haas te kijken. Toen werd de verleiding te groot.



De haas was van chocolade, dus men mag het mij niet euvel duiden dat ik hem na slechts een dag al genuttigd heb. Het chocoladepromillage in mijn bloed moet immmers van tijd tot tijd drastisch verhoogd worden!

8 april 2009

Ik zocht alleen nog een aanleiding

Met het krieken van de lente kreeg ik de onweerstaanbare drang om iets met vilt te doen. Het voelt zo lekker en ziet er zo ambachtelijk uit. Bovendien is het er in alle kleuren van de regenboog en daar word ik altijd blij van. Ik zocht alleen nog een aanleiding.

Vrienden van ons verwachtten rond die tijd hun eerste kindje. Het zou een dochter worden, zoveel wisten we al. Dus haalde ik een patroon voor baby-slofjes van het internet en kocht ik vilt. Ik maakte slofjes voor Vlier, die toen nog niet geboren was. Et voilà, een nieuwe liefde was ontstaan.

Zodra ik met vilt bezig ben, voel ik me een ecologisch beter mens en een oervrouw en ik moet zeggen dat dat me goed bevalt.
De resultaten vind ik ook niet tegenvallen.



Ik besef dat dit een veer in eigen achterste is, maar die moeten er ook zijn. Vandaar.

16 maart 2009

De lente hangt aan het balkon



Ik ben gelukkig.



Een van de mooiste dagen van het jaar is de dag waarop ik de oude, verschrompelde, bruine stengels en bollen uit de bloembakken haal en er nieuwe, veelbelovende exemplaren voor in de plaats poot. Dit jaar verlangde ik zo vol ongeduld en hartstochtelijk naar de lente, dat ik geen bollen gepoot heb. Als je dat doet, duurt het namelijk nog weken voor er een paar aarzelende, groene sprietjes boven de potgrond uitkomen. Ook charmant, maar dit jaar niet snel genoeg. Daarom heb ik deze keer voor violen gekozen. Voor de belachelijk lage prijs van gemiddeld twaalf cent per viool heb ik tien paarse en tien gele exemplaren aangeschaft.



Ze zijn prachtig en ontroerend mooi! Ze laten de hoop op warmte, vreugde en schoonheid onweerstaanbaar sterk in mij opborrelen.

7 maart 2009

Hij krijgt een taart.



D. wordt bijna 23. Vanavond geeft hij alvast een fuif.



Hij krijgt deze taart van mij.

Tot zover de Ikea-kruk



Aan alles komt een einde. Deze kruk maakte inmiddels zo'n twintig jaar deel uit van mijn leven.



Ik had de zitting een paar maanden geleden in dezelfde kleur als de boekenkast geschilderd. Sindsdien onbraken er twee schroeven aan. Die schroeven waren blijkbaar van essentieel belang om de kruk overeind te houden.



Ik gun elke kruk zo'n liefdevol einde: manlief zat erop toen ik hem knuffelde.

5 maart 2009

Vlier

Joepie!! Er is weer een mooi mensje bij op de wereld en ze is zo welkom! Bij vrienden is Vlier geboren en we zijn blij.

4 maart 2009

En nu lijkt het erop dat hij spoedig doodgaat.

Mijn geliefde is aan zijn derde vogel bezig. Nummer Een rook zijn kans toen zijn vleugels niet op tijd gekortwiekt waren. Hij was ineens weg. Nummer Twee had de gewoonte om alles wat Jonathan at of dronk ook te willen nuttigen. Op een dag stond er macaroni op het menu. Jonathan stond in de pan met kokende elleboogjes te roeren, toen Nummer Twee besloot een bad te nemen in de pan. Hij overleed aan een hartstilstand. Nummer Drie heet Roac.



Roac was Jonathans eerste liefde. Hij bracht elke avond door op Jonathans schouder en woonde in een enorm, met veel liefde getimmerd hok. Hij mocht zoveel herrie maken als hij wilde, want overdag was Jonathan niet thuis en 's avonds luisterde hij naar metal en daar kon Roac toch niet tegenop.

Op een, voor Roac, kwade dag nam Jonathan mij mee naar huis en een jaar later waren we getrouwd in gemeenschap van goederen. In deze juridische constructie behoren vogels tot de goederen. Roac moet Jonathan nu dus met mij delen en Jonathan heeft tegenwoordig een voorkeur voor mij. We hebben een nieuwe, kleinere kooi gekocht, want Roac moest met kooi en al in de vensterbank kunnen staan. We hebben geprobeerd zijn leven te veraangenamen en van nieuwe uitdagingen te voorzien door allerlei spiegeltjes en belletjes in zijn kooi te hangen. Roac krijgt vrijwel dagelijks vers eten en vers water. Sinds Jonathan echter ook van mij houdt, gedraagt Roac zich als een verongelijkte minnares, hoewel hij een mannetje is. Misschien is hij een verongelijkte minnaar. Hoe dan ook, hij is veranderd in een verbitterde vogel die er een eer in schept om mij tot bloedens toe te pikken en dusdanig luid te krijsen en te gillen dat ik me helemaal kan voorstellen hoe de gevangen in Guantanamo Bay zich bij tijd en wijle moeten voelen.

Ik heb uiteraard geprobeerd om van Roac te houden. Tenslotte houdt mijn man van hem en a friend of a friend is a friend, nietwaar? Ik heb me er echter kort geleden bij neergelegd dat het nooit iets zal worden tussen Roac en mij. Als ik mijn beklag doe bij vriendinnen die thee komen drinken, fluit Roac alleraardigste wijsjes en gedraagt hij zich voorbeeldig. Manlief kon eerst bijna niet geloven dat zijn vogel zich zo misdroeg. Nadat Roac mij gebeten had tussen het randje van mijn wijsvingernagel en mijn huid heb ik de rest van die dag in mijn vinger geknepen, zodat er 's avonds nog wat bloed zichtbaar was. Daarmee heb ik manliefs medelijden gewekt. Sindsdien is Jonathan op mijn hand.

Welnu, deze vogel is tegenwoordig mijns inziens levensmoe of ernstig ziek. De afgelopen tijd heb ik herhaalde malen overwogen om een briefje bij 's lands grootste kruidenier op te hangen. Gratis af te halen: lieve, kindvriendelijke, muzikale vogel. Ik moet bekennen dat ik gewenst heb dat Roac vogelgriep zou krijgen. En nu lijkt het erop dat hij spoedig doodgaat.

Ik verdenk hem ervan dat hij straks alleen maar doodgaat om mij een knagend schuldgevoel te bezorgen.

23 februari 2009

Met mijn oom de kapitein op een vrachtschip onderweg naar Basel

Ik mocht de auto van mijn lief gebruiken. Die van mij had dan wel de geest gegeven, mijn oma nog niet en ik was vastbesloten om bij haar langs te gaan. Tenslotte had ze net een dubbele longontsteking achter de rug en als ik mijn ouders moest geloven, kwam ze nauwelijks meer buiten en leed ze hevige pijn ten gevolge van reuma en botontkalking.

Mijn oma is een zeer ondernemende, gevatte en eigenwijze dame. Tot een jaar of twee geleden -ze was toen 75- zeemde ze haar ramen aan de buitenkant nog zelf. Die prestatie is indrukwekkender dan hij lijkt, want door een constructiefout gaan de ramen van de woonkamer naar buiten toe open. Het appartementencomplex waar oma woont, is pal tegen de rand van de kade aangebouwd en daarom is geen enkele glazenwasser bereid aan die kant van het gebouw de ramen te zemen. Mijn oma vindt het echter voor haar uitzicht en reputatie van groot belang dat de ramen ook aan de kant van het water streeploos schoon zijn.

Zij haalde daarom alle planten uit de vensterbank, zette er een emmer gloeiend heet sop in, ging op haar blote voeten in diezelfde vensterbank staan, hield zich met een hand vast aan het raamkozijn en gebruikte een bezem met een spons eraan gebonden om met haar andere hand de ramen te zemen. De filosofie achter de blote voeten was, dat ze dan minder snel zou uitglijden dan op sokken. Toeristen die met hun jacht onder oma doorvoeren, moeten aan haar gezonde verstand getwijfeld hebben. Dat deed de familie zelfs zo nu en dan.

Voor het geval dat ze wel een keer uit het raam zou vallen had oma trouwens bedacht dat ze dan nog gauw tegen de buitenmuur zou afzetten, zodat ze niet op de ondiepe kadekant te pletter zou vallen, maar ergens midden in de haven zou landen. Ze schatte haar overlevingskansen daar groter in.

Welnu, als deze oma niet meer buiten schijnt te komen, over pijn klaagt en zich nog slechts met moeite kan bewegen, is haar einde nabij. Om die reden beschouwde ik het als mijn kleindochterplicht om haar te bezoeken. (En als een groot plezier, want ze is erg lief.) Toen Shouf Shouf midden op de snelweg besloot dat hij een vroegtijdig, zelfgekozen levenseinde verkoos boven een veelbelovende gezamenlijke toekomst, had ik dus twee keuzes: met het openbaar vervoer naar oma te gaan of de auto van mijn geliefde te lenen. Het werd die laatste optie en zo ging ik een dag na Shouf Shoufs daad van ontrouw met een andere auto op pad. Ik voelde me als een weduwe die een week na de begrafenis van haar geliefde echtgenoot met de buurman op een feestje verschijnt.

Oma's auto stond voor de deur, maar ze deed niet open. Ze nam ook de telefoon niet op. Ik belde elk familielid op dat iets zou kunnen weten over de whereabouts van oma, maar niemand kon mij vertellen waar ze was. Ik begon te vrezen dat Shouf Shouf deze week niet de enige zou zijn van wie ik node afscheid zou moeten nemen.

Toen belde mijn vader me terug. Enigszins verontrust, want hij had tijdens een vergadering vier keer zijn mobiele telefoon tot zwijgen moeten brengen. In onze familie dergelijk duidt telefonisch gedram doorgaans op de val van het kabinet of op accute rampspoed binnen het gezin. In die volgorde.

Papa kon mij vertellen waar oma was: met mijn Oom de Kapitein op een vrachtschip onderweg naar Basel.

Ik besloot dat ik de ranonkels, die ik de dag ervoor al voor oma had gekocht, aan iemand anders zou geven. Aan iemand die is, waar je denkt dat hij is, als je zin hebt om langs te komen. Iemand die bloemen verdiend heeft. Iemand die van mij hield.

Een paar straten verderop heb ik de bloemen op opa's graf gezet. Ik verbeeldde me dat ik een aai over mijn bol voelde.

20 februari 2009

En honden vinden mij om op te vreten

Het plan was zo leuk: mijn oma verrassen met een bezoekje. Mijn auto had net een grote beurt gehad en dus werd het de hoogste tijd om te gaan genieten van de gedachte dat hij het nog minstens een jaartje zou gaan volhouden. Daarvoor was de reis naar oma een uitgelezen kans: een uur heen en een uur terug met 120 km. per uur. Heerlijk!

Iets voorbij Roosendaal had ik getankt. Ik was net weer aan het optrekken en reed over een soort viaduct. Het ging letterlijk bergafwaarts en daarom verbaasde het mij dat Shouf Shouf, zoals mijn auto sinds jaar en dag heet, met het gaspedaal tot op de bodem ingetrapt toch steeds langzamer vooruit kwam. Al gauw kwam de snelheidsmeter niet meer boven de 90 uit en ik begon tegenwind te vermoeden. Typisch gevalletje ontkenningsfase. Niet zachtzinnig werd ik met mijn neus op de feiten gedrukt, toen er een rood lampje begon te branden en ik als advies kreeg: check engine. Toen er ook nog een verdachte geur uit de ventilatieroosters begon te komen, schoof ik schielijk twee rijbanen op, zette de panieklichten aan en reed de vluchtstrook op.

De woorden 'panieklichten' en 'vluchtstrook' helpen niet erg mee om rustig te blijven. Met de hoognodige dingen in de hand haastte ik mij om de auto te verlaten en heb ik eerbiedige afstand genomen, omdat ik een knal, een rookwolk en rondvliegende onderdelen verwachtte. Ik prees mij gelukkig dat ik 's ochtends de tegenwoordigheid van geest had gehad om mijn mobiele telefoon in mijn tas te stoppen en dat ik lid was van de ANWB. Ik had het nummer net ingetoetst en wachtte op een keuzemenu of een stem die mij zou aanraden om aan de lijn te blijven, toen ik een lange piep hoorde en ik me realiseerde dat ik op zoek moest naar een gele praatpaal.

Nadat ik met veel pijn en moeite over de vangrail was geklommen - die dingen zijn hoger dan ze lijken en ze hebben scherpe randen - begon ik dapper te lopen. Het goot uiteraard van de regen en mijn laarzen bleven af en toe in de modder staan, terwijl ik bijna doorliep. Al gauw voelde ik mijn sokken nat worden en stelde ik mij voor hoe allerlei kleine insecten, wormpjes en algen tussen mijn tenen door kringelden. Een half uur en een handvol toeterende vrachtwagenchauffeurs later was ik nog steeds geen praatpaal tegen gekomen, maar zag ik aan de rand van het weiland waar ik langs liep wel een boerderij staan.

Ik zette mij mentaal al schrap, want boeren hebben honden. En honden vinden mij om op te vreten. Ik was dan ook erg opgelucht toen er alleen een drijfnatte, lelijke poes over het erf scharrelde en de boerin de deur op een kier zette. Enigszins argwanend keek ze me aan, maar kennelijk wisten mijn bemodderde kuiten en het water dat uit mijn jas droop haar ervan te overtuigen dat ik het niet op haar kostbaarheden voorzien had, maar daadwerkelijk in nood verkeerde. Ik kreeg de telefoon te leen en opperde dat ik, gezien de plaggen onder mijn laarzen, buiten zou blijven staan. De boerin vond dat kennelijk een goed idee en verdween met een wasmand onder haar arm in het huis.

De ANWB-er die ik aan de lijn kreeg, probeerde door middel van ja/nee-vragen uit te vinden waar ik mij bevond en wat er met mijn auto aan de hand kon zijn. Was ik Roosendaal al voorbij? Ging ik richting Vlissingen of niet? Had ik mijn auto onbeheerd achter gelaten? Dat laatste was het geval, waarop de beste man beloofde Rijkswaterstaat op de hoogte te stellen van het feit dat Shouf Shouf moederziel alleen met zijn knipperlichten aan op de vluchtstrook van de A 58 stond, zodat mijn auto er nog zou staan als ik weer teruggelopen was.

Inmiddels ben ik niet alleen doordrongen van de absolute onmisbaarheid van de ANWB, maar vind ik ook dat ze het predikaat koninklijk moet krijgen als ze dat nog niet heeft, en probeer ik te wennen aan het idee dat ik Shouf Shouf spoedig naar een autokerkhof zal moeten brengen.De koppakking, wat dat ook moge zijn en waar die zich ook moge bevinden, heeft het namelijk begeven en dat schijnt fataal te zijn voor auto's op leeftijd. Helemaal als de auto minder gekost heeft dan de reparatiekosten tot nu toe en als hij feitelijk total loss is zodra de benzinetank leeg is.

Shouf Shouf had een mooier einde verdiend, met een rustige, goed verzorgde oude dag. Hij zou af en toe liefdevol in de was zijn gezet, als hij mij daarvoor de kans had gegeven. Ik zou pleziertochtjes met hem gemaakt hebben en samen zouden we genoten hebben van slakkegangetjes en binnendoorroutes.De toekomst leek zo veelbelovend.

Het heeft niet zo mogen zijn. Ik denk dat Shouf Shouf bang was dat hij moest blijven doorwerken tot zijn zevenenzestigste.

7 februari 2009

Ik vraag me af, drie bonken.

Waarom hoor je maar drie bonken, en geen vier, als je met je auto over een drempel rijdt. (Inmiddels ben ik erachter. Bonk 1 hoor je als de voorwielen de drempel oprijden, bonk 2 als de voorwielen de drempel afrijden en de achterwielen de drempel op en bonk 3 als de achterwielen de drempel afrijden.)

29 januari 2009

Het klonk als een gezellige, oude hond

Tot afgelopen zondag was het Norovirus voor mij een onbeduidende buikgriep, waar in het verre Groningen bejaarde mensen aan overleden. Ik vond dat een geruststellende wetenschap, aangezien Groningen nog altijd op zo'n drie uur flink doorrijden van mijn huis ligt, ik pas 26 jaar ben en ik in mijn arrogantie dacht dat buikgriep net zoiets is als verkoudheid, maar dan op een andere locatie.

Inmiddels heb ik een aantal schokkende ontdekkingen gedaan:
-het Norovirus kan lange afstanden afleggen
-als gevolg daarvan is Oud-Beijerland niet langer veilig voor grote gevaren
-als je pas 26 bent kun je ook doodgaan
-buikgriep is een ernstige ziekte
-het Norovirus is een bijzonder ernstige ziekte
-als je nog niet bejaard was toen je het Norovirus opliep, voel je je in elk geval hoogbejaard tegen de tijd dat je beseft dat je het overleefd hebt


Op zondagavond had ik nog in naïeve rust genoten van de nasi die manlief had klaargemaakt. In de daaropvolgende nacht kreeg ik het gevoel dat er een octopus door mijn maag slalomde en veranderde ik in een fontein. Zo'n fonteintje dat sommige mensen als decoratie aan de rand van het vijvertje in hun tuin zetten: een vis met dikke lippen en bolle ogen die water uitspuugt en zo de vijver vult. Van zo'n vis die op de rand van de vijver staat, zou je verwachten dat hij spoedig het bewustzijn gaat verliezen, aangezien hij op het droge staat. Vandaar ook die uitpuilende ogen, de angstige blik en de opzwellende lippen. Met mij gebeurde dat in elk geval wel: van pure ellende bezwijmde ik, Godzijdank in manliefs armen. Hij kreeg echter stank voor dank, want het was nodig dat de badkamer schoongemaakt zou worden en behalve mijzelf en onze vogel was er niemand in huis die dat kon doen. En de vogel sliep. Nog dagenlang heb ik geslapen, niet gegeten, gedroomd over vrouwenleed en 's avonds manlief bezworen dat ik van hem hield, ook als ik de ochtend niet zou halen. Ik kan me voorstellen dat de gedachte de kop opsteekt dat ik een aansteller ben die het internet afspeurt naar buitenissige aandoeningen en vervolgens de dokter belt om die ervan te overtuigen dat een visite zal leiden tot exclusief studiemateriaal waarmee de Nobelprijs voor de Geneeskunde gescoord kan worden. Mijn naasten echter weten, dat ik ooit de fietstocht naar school (22 km. enkele reis) heb volbracht, ondanks dat ik flauwviel op het moment dat ik de fietsersbuis van de Heinenoordtunnel uitkwam en dat ik vlak voor een operatie heroïsche uitspraken deed om mijn omgeving gerust te stellen. Mocht er dus nog iemand zijn die, net als ik tot voor kort, vindt dat het woord Norovirus doet denken aan een gezellige, oude hond, dan kan ik die persoon ervan verzekeren dat het in dit geval om een zeer agressieve, mensonvriendelijke, levensgevaarlijke, stinkende terriër gaat, die je de strot afbijt, zodra je met je ogen knippert.